Druivenras Carmenère
Dit oude en inmiddels zeldzame ras (vermoedelijke afstamming van de Romeinse Vitis Biturica) uit de Bordeaux was ooit wijds verspreid over de Médoc en de Graves en werd als gelijkwaardig aan de Cabernet Sauvignon beschouwd.
Met de komst van de Phylloxera (druifluis) eind 18e eeuw werd de Carmenère echter vrijwel volledig uitgeroeid in de Bordeaux, hoewel gelukkig een paar stokken de plaag zijn ontlopen, doordat men ze naar Chili heeft gebracht en daar bij vergissing als Merlot aanplantte.
Het ras in gevoelig voor Coulure (onvolledige vruchtafzetting) en Oïdum (grijze rotting). Daarnaast is de opbrengst per stok laag, rijpen de druiven vrij laat, schommelt de zuurgraad en laat de plant zich niet gemakkelijk enten. Om deze redenen heeft de Carmenhre in Frankrijk geen come-back gemaakt.
Hoewel de Carmenhre fysiek op de Merlot lijkt, gedraagt dit ras zich in de wijngaard bepaald niet als z’n dubbelganger. De planten zijn groener, gedragen zich meer als woekerplant en kunnen slecht tegen regen aan het einde van de rijpingstijd. Die rijping duurt langer dan bij de Merlot en de lage zuurgraad in combinatie met de neiging om veel suikers te ontwikkelen ten koste van rijpere tannines maakt het lastig om van dit druivenras een evenwichtige wijn te maken.
Pas in 1996 hebben wijnproducenten in Chili de rassen Merlot en Carmenhre van elkaar gescheiden en sindsdien komen er steeds vaker cipage-wijnen van Carmenhre op de markt. De naam Carmenhre mag overigens in Frankrijk als cipage niet gebruikt worden. Carmenhre heeft smaken van zoet en rijp bosfruit en kruiden, met vette pruimige tannines en tonen van geroosterd vlees en koffie. Het is een druif met persoonlijkheid, of je ‘em nu als cipage drinkt of in een blend. Daardoor wordt deze druif steeds populairder bij wijnproducenten buiten Chili.
Het ras komt ook voor in Italië (Veneto en Lombardië), in Frankrijk en Californië.
Alternatieve namen: Grande Vidure, Carmenelle